Barry Cooper – Beethovens laatste symfonie

Hoewel de kunstmuziek een eeuwenlange bakermat is geweest van schijnbaar onstuitbare vernieuwingen, kwam er aan het eind van de twintigste eeuw een einde aan deze ongeremde vooruitgang. De ideeën waren op. Alles was al gedaan. Langzaam maakte de cultuur de omslag naar het postmodernisme. Componisten begonnen zich historische modellen toe te eigenen als fundament om hun eigen werk op te grondvesten en de geschiedenis werd de vijver waarin naar hartenlust werd gevist naar inspiratie. Dit maakte de weg vrij voor het grootste creatieve instrument van het postmodernisme: plagiaat.

Reconstructie

Een van de mensen die de golf van interesse in nieuwe onoriginele muziek perfect wist te navigeren was musicoloog Barry Cooper. De in Beethoven gespecialiseerde musicoloog ontdekte een serie schetsen en brieven uit de laatste 13 jaar van het leven van de componist die over een nieuwe symfonie in Es lijken te gaan en besloot deze onvoltooide symfonie te reconstrueren.

Het afmaken van onvoltooide werken is op zich niets nieuws. Grote historische werken als de zevende symfonie van Schubert en het Requiem van Mozart zijn postuum afgemaakt uit respect voor (en soms zelfs in opdracht van) de componisten. Deze missie was echter anders, en daarmee een stuk moeilijker. In plaats van enkele maanden of jaren was Barry Cooper namelijk anderhalve eeuw verwijderd van zijn bronmateriaal, dat bestond uit een schamele 250 maten aan onuitgewerkte schetsen. Cooper bekeek de overgebleven schetsen van de negende en tiende symfonie – die tegelijkertijd ontstonden - vanuit de beschrijvingen uit de brieven van Schindler, de persoonlijk secretaris van Beethoven. Het zou een symfonie met een merkwaardig eerste deel worden, bestaande uit een langzaam deel (Andante) in Es en een sneller middendeel (Allegro) in C-mineur, gevolgd door een herhaling van het Andante in Es.

Andante

Het Andante – een uit de kluiten gewassen langzame inleiding – had dusdanige proporties dat Beethoven had overwogen om er in plaats van een 4-delige een 5-delige symfonie van te maken, waarvan de traditionele langzame inleiding op de sonatevorm het volledige eerste deel zou worden. Het deel begint met een traditionele Beethoven-inleiding, het zogeheten “doek” dat opent voor de symfonie, waarna een houtblazersarrangement van een melodie die doet denken aan het tweede deel van de Pathétique-sonate het eerste thema voor de inleiding vormt.

Het tweede thema is een stuk anoniemer. Daarom koos Cooper ervoor om het stuk grotendeels op de Pathétique-melodie te laten steunen. Een groot verschil met deze pianosonate is dat dit Andante (net als de derde symfonie) structureel rust op het melodisch gebruik van de kleine septiem, Des. In deze context dwingt deze noot een dalende melodie af, terwijl veel van de begeleidende motieven juist stijgend zijn. Dergelijke tegengestelde bewegingen zijn structureel veel sterker dan parallelle bewegingen. Dit contrast stelde Cooper in staat om een spaarzaam koraalarrangement van de melodie te schrijven zonder dat het als leeg wordt ervaren.

Allegro

Na een nette, maar weinig geïnspireerde afronding van het Andante begint het Allegro met een scherpe dissonant die in ware Beethovenstijl de aandacht vraagt voor het hoofdgerecht: de snelle sonate-vorm in C-klein. Zoals in het Andante staat ook hier de noot Des centraal. Het passagewerk van Cooper zoekt duidelijk een vorm van onontkoombaarheid waar het op kan terugvallen als tegenargument voor de opmerking dat Cooper ‘maar wat deed’ met het verwerken van het thematische materiaal. En het werkt. Wie onoplettend luistert zal het niet opvallen dat de hoeveelheid materiaal waar Cooper zich op beroept eigenlijk heel minimaal is. Het is geen Beethoven, maar wat zit het dicht in de buurt!

Ruzie

Maar niet iedereen deelt die mening. Het reconstructiewerk van Cooper resulteerde in een van de best gedocumenteerde ruzies in de muziekwetenschap. Want hoewel Cooper beweerde geen maat aan zelfbedachte muziek te hebben genoteerd, trok Robert Winter de authenticiteit en het nut van de compositie in twijfel. Want, hoewel het beter is dat een Beethoven-expert de schetsen uitwerkt, en niet een willekeurige hobbyist, het resultaat blijft een verstoord beeld van de realiteit. Het deel was niet af, dus waarom zou je het wel als zodanig presenteren? De kleine 220 maten die Winter telt (een klein verschil dat hij overigens een enorm probleem vindt) zouden niet genoeg zijn om een betrouwbaar en geloofwaardig eindresultaat neer te zetten. Het zou volgens hem beter zijn om de losse schetsen te harmoniseren en met een begeleidend college ten gehore te brengen. Dit zou getrouwer aan het origineel, en daarom beter zijn.

Niet alleen voor de elite

Maar intellectueel cultureel erfgoed zou openbaar beschikbaar moeten zijn. Cooper wees daarom de kritiek van Winter af en zette zijn drang naar muzikale puurheid weg als elitisme. Beethoven had als een van de grootste componisten van zijn tijd slechts negen symfonieën nagelaten (ter vergelijking: zijn vroegere docent Joseph Haydn schreef er 104!) die bijna allemaal een significante invloed hebben gehad op de muziekgeschiedenis. Het toevoegen van een klein deel van een tiende symfonie aan dit oeuvre zou in dit geval dus een daadwerkelijk significante toevoeging zijn die Cooper het ongeschoolde publiek niet wilde en kon onthouden.

Een nieuwe Beethoven

Niet alleen Cooper wilde deze symfonie het levenslicht laten zien. Beethoven zelf had in de laatste maanden van zijn leven een duidelijke intentie uitgesproken om deze symfonie te voltooien, maar zijn verslechterende gezondheid weerhield hem ervan. In de jaren ervoor waren ook al meerdere pogingen gedaan door de componist, maar door financiële moeilijkheden werd hij gedwongen om enkele strijkkwartetten voorrang te geven, die sneller te voltooien waren en sneller werden afgenomen. In deze late strijkkwartetten horen we een hele nieuwe Beethoven: fragmentarische introverte muziek met sterk vervlochten muzikale motieven en minder uitgestrekte melodieën. Deze introverte klank is ook duidelijk aanwezig in het arrangement van Cooper. Het is typisch laat-Beethoven.

Zoals Beethoven het had gewild

Ik sluit mij bij deze jaren-durende vete aan bij het kamp van Cooper. Hoewel ik muziekwetenschapper in spé ben was ik me niet bewust van het bestaan van de schetsen voor deze symfonie. Cooper brengt de onvoltooide muziek van Beethoven bij een breder publiek, waar het thuishoort. Winter heeft gelijk dat de titel van het werk wat misleidend is, maar zijn elitaire kritiek op het compositiewerk van Cooper lijkt meer op afgunst dan op gegronde kritiek. Beethoven zou blij zijn om zijn laatste werk in deze gestalte terug te horen.

Erwin van Oostenbrugge