Pelléas et Mélisande - Enigst kind van Debussy
Een tijdje terug was ik voor het eerst in mijn leven bij de Nationale Opera, voor een uitvoering van Claude Debussy’s Pelléas et Mélisande. Hoewel ik mezelf altijd wel als een tikkeltje elitair heb gezien, moet ik bekennen dat de entourage me wat overweldigde. Ik voelde me een klein olifantje in een enorme porseleinkast, waar altijd het risico bestaat dat er een keukenhulpje wordt ontslagen als je je per ongeluk laat ontvallen dat de mini-quiches niet zo goed combineren met de pinot-noir. Ofzo. Ik ben geen wijnkenner. Waar ik wel bekend mee ben, is muziek.
Het tijdperk van specialisten
De opera van Debussy en de uitvoering van 6 juni 2019 in Amsterdam staan beiden in een lijn van bijzondere opera-tradities. De opera uit 1898 is de enige die Debussy gemaakt heeft. Dat is uniek te noemen in een tijd waar specialisatie de norm was. Wagner was operacomponist pur sang, Bruckner schreef vrijwel uitsluitend missen en symfonieën en in Frankrijk was men volledig geobsedeerd met het zoeken van een nationale stijl die niet aan de grote Duitse canon onderdeed (misnoegen naar Duitse muziek is overigens een terugkerend thema vanaf de 20e eeuw). Debussy deed dit met orkestrale klankkleuren en nieuwe post-tonale technieken die zijn werk vandaag de dag nog steeds populair maken. Zijn experimenten met instrumentale muziek maken het daarom interessant dat hij ervoor koos om maar één opera aan zijn oeuvre toe te voegen.
De enige opera van een componist moet wel een bijzondere zijn en in dit geval is dat zeker waar. Voor het libretto (de gezongen tekst) zette Debussy het gelijknamige toneelstuk van Maurice Maeterlinck grotendeels letterlijk op muziek. Dat is vrij ongebruikelijk voor de opera. Deze vorm van tekstzetting zonder duidelijk metrum en ongelijke zinnen stelde Debussy in staat om het opera-Frans met de vreemde klemtonen te omzeilen en een recitatiefstijl neer te zetten die meer leek op de spreektaal van het Franse fin de siècle.
De geschiedenis herhaald
Het verhaal staat sterk geworteld in het symbolisme. In iedere laag van het gezin dat wordt gevolgd speelt hetzelfde verhaal zich af. Het gezinslid krijgt een kind bij zijn eerste partner, die partner overlijdt en het gezinslid vindt een nieuwe partner (vaak een halfbroer) waar een tweede kind bij wordt verwekt. Zo ook bij Golaud, de kleinzoon van koning Arkel. Na het overlijden van zijn eerste partner gaat hij op reis om een nieuwe bruid te zoeken. Hij raakt echter verdwaald en vindt in het bos Mélisande, waarmee hij al snel trouwt. Maar hier verandert het standaardverhaal. Mélisande en Pelléas (het halfbroertje van Golaud) worden verliefd en spreken vaak met elkaar af. Golaud betrapt de twee geliefden en vermoordt zijn halfbroer. Kort daarna sterft de zwangere Mélisande op haar kraambed, smekend om de bekentenis van Golaud die niet komt. “Nu is het de beurt aan de kleine,” verzucht koning Arkel als laatste wapenfeit van de opera, doelend op de ondoorbreekbare cyclus waarin het gezin zich verkeert.
Licht en donker
Het verhaal staat bol met lichtcontrasten en hier speelt Debussy dankbaar mee in zijn orkestratie. Ieder verschil in belichting in het verhaal vind je terug in de muziek. Het kasteel is donker, dus het orkest speelt in de lage registers. In het bos schijnt het licht tussen de bladeren door, dus hoor je een harp. In de enscenering van afgelopen juni kwamen deze contrasten ook goed naar voren. De decorstukken bestonden uit verrijdbare geraamtes van stellages waar de personages in konden klimmen en een “bos” van buizen die van bovenaf werden belicht en er uitzagen als lichtkolommen. Dit lege decor zorgde ervoor dat de enige kleurcontrasten die te zien waren in de kostuums zaten. Golaud in gitzwart pak, Pelléas in een zwart pak zonder colbert en Mélisande in een engelachtig witte jurk. De kleurstelling van de kleding suggereert het morele karakter van de personages die de kleding draagt. De verrijdbare stellages stonden geen twee keer in dezelfde opstelling, wat het doolhof-karakter van het kasteel in het verhaal onderstreept.
Crisis
Deze minimalistische enscenering van de opera was niet hoe Debussy het had bedoeld. Ook ligt het niet aan de financiële moeilijkheden van de opera afgelopen jaren (oké, dat laatste wellicht een beetje). Het is een uitvoering in de lijn van een meer dan vijftig jaar oude traditie van regietheater, waarin minimalisme en vervreemding centraal staan. Dit operagenre werd min of meer uit nood geboren. Toen de geluidsfilm in de jaren ’30 de bioscopen in kwamen werd dit het medium bij uitstek voor verhalend theater. De opera begon publiek te verliezen. Door toedoen van de financiële crisis gingen veel operahuizen failliet en later tijdens het naziregime werd de opera gecensureerd. In twintig jaar verviel de opera tot een genre dat los was gekomen van zijn publiek.
In een poging het publiek de zalen weer in te krijgen, werden de ideeën van Berthold Brecht toegepast op de opera. Op die manier hoopte men de zichtbaarheid van het medium te versterken. Het publiek moest vervreemd worden van de bekende vormen van het medium en op die manier zich bewust worden van het medium. In zekere zin doet opera dit onbedoeld altijd: dialoog rijmt vrijwel altijd en wordt altijd gezongen. Maar waarom zingt iedereen? Door deze ideeën toe te passen werd de regisseur de belangrijkste persoon van de uitvoering. De officiële enscenering werd genegeerd en de interpretatie van de opera die de regisseur voor ogen had werd leidend. Zo ontstond “regietheater”.
Nog steeds relevant
De hedendaagse opera is niet meer wat het was voor de wereldoorlogen, maar de geest ervan blijft aanwezig in het muzieklandschap. Uitvoeringen van opera’s als Pelléas et Mélisande laten zien dat dit genre nog altijd haar relevantie niet verloren is. Veranderingen in de entourage zoals regietheater en de schermen voor de vertaalde teksten brengen het genre dichter bij het publiek. Toch blijft het wel een beetje een rijkeluishobby. Alleen al omdat met zo’n groot orkest de prijzen niet te drukken zijn. Desalniettemin heb ik genoten, van de uitvoering en van de miniquiches.