Prokofjevs tweede pianoconcert: Waarom Russische muziek toch zo moeilijk is

Rusland is moeilijk. Het is Europa, maar niet echt Europa. Het is een land dat moeilijk te plaatsen is binnen het internationale verhaal van de Europese geschiedenis. Want hoort het er nou in, of valt het erbuiten? Deze vraag is even interessant voor de wereldgeschiedenis als voor de muziekgeschiedenis. Men maakt gebruik van dezelfde toonsystemen en muzikale vormen, maar de muziek staat eigenlijk nooit los van de nationale context. Met andere woorden: Is Russische muziek westerse muziek, of is het eigenlijk iets heel anders?

Een geschiedenislesje

In het begin van de 20ste eeuw werden deze vragen prominenter. De grote revolutie en de opkomst van het communistische regime - en later de spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie - zorgden voor een breuk in de fascinatie die Europa had met Rusland en het oosten als groter geheel. Rusland veranderde van de geheimzinnige Oriënt naar het rode gevaar. Russische componisten die hun toevlucht in Europa en Amerika hadden genomen braken met hun Russische roots. Het beste voorbeeld hiervan is Stravinsky, die zelfs de essentieel Russische elementen in zijn bekende balletten voor de Ballets Russes later wegwuifde als “puur architectonisch”.

Vóór deze breuk was er echter genoeg interactie tussen de Russische en (overige) westerse muziek. Onder invloed van Sergej Djagilev kregen veel Russische componisten een podium voor balletmuziek in het Parijs van de jaren ’10 en ’20. Russische en (West-)Europese componisten vonden elkaar regelmatig en muziek van de twee regio’s werd naast elkaar geprogrammeerd. De invloed die deze interactie heeft gehad verdwijnt niet ineens als er geen contact meer is; uit het oog, maar niet uit het hart. In de eerste helft van de 20ste eeuw waren in Russische muziek de invloeden van het Europese modernisme dan ook duidelijk merkbaar. Dit zette de Europese muziekgeschiedschrijving voor het blok. Grote muziekwetenschappers als Richard Taruskin buigen zich nog regelmatig over de kwestie. Is Russische muziek onderdeel van wat wij doen, of is het muziek van de ander?  

Een kwestie van termen

Dit dualisme is duidelijk voelbaar in de pianomuziek van Sergej Prokofjev. Als student aan het conservatorium van Sint-Petersburg was hij bekend met de stijl van de Russische Nationalistische School. Maar door de uitwisseling tussen Rusland en Frankrijk was hij ook bekend met het nieuwe Modernisme dat in Europa langzaam terrein won. Het resultaat hiervan was een combinatie van de twee: de horizontale, stapsgewijze stemvoering van de Russische Nationale School met de toonclusters en non-functionele harmonie van het Modernisme die door deze stemvoering worden gecreëerd.

Verzet tegen Stalin?

Deze modernistische invulling van de traditionele Russische stijlkenmerken worden regelmatig geïnterpreteerd als verzet tegen het regime van Stalin. De personen Stalin en Prokofjev zijn vrij onlosmakelijk aan elkaar verbonden, omdat Prokofjev een van de weinige Russische klassieke componisten was die het land niet was ontvlucht. Zijn werk in dienst van Stalin en het feit dat ze op exact dezelfde dag overleden zorgen ervoor dat zijn werk eigenlijk nooit buiten Russische context wordt bekeken. Begrijpelijk, maar vreemd, want Prokofjev was in gelijke mate modernist. Hierdoor is zijn muziek lastig te duiden, waardoor het vaak een genre opgeplakt krijgt op basis van wat het níet is. 

Prokofjev de Rus

Een van de muziekstukken waar de twee kanten van Prokofjev prominent naar voren komen is zijn tweede pianoconcert (Op. 16). In dit muziekstuk staan enkele prachtige melodieuze thema’s en sterk chromatisch doordrenkte begeleidingen centraal. Veel analyses kiezen ervoor om dit sterke contrast uit te leggen als de belichaming van de loyaliteitsstrijd waar de componist zich in bevond. Maar hoe sterk is dit contrast nu werkelijk?  

Zoals eerder gezegd worden de dissonante harmonieën gevormd door horizontale stemvoering, wat betekent dat deze harmonieën in essentie functioneel zijn. En dat is niet modernistisch. Ook de overkoepelende harmonie van met name het eerste deel van dit pianoconcert zijn niet per definitie modernistisch. Het openingsthema, een van de absolute pareltjes uit het oeuvre van Prokofjev, bestaat uit een parallelle muzikale zin die de eerste keer oplost op de tonica en in de herhaling uiteindelijk eindigt op de vierde trap. Een versimpelde Schenker-analyse van dit deel laat zien dat de overkoepelende harmonische structuur volledig binnen de toonsoort van G-mineur past.  

Andere typisch pre-modernistische middelen zijn de thematische verwantschappen in dit deel. Voor het openingsthema begint klinkt een klein nietszeggend motiefje in de houtblazers. Het komt minutenlang niet terug en voelt daardoor als wat overbodig muzikaal materiaal. Tot het sologedeelte van de piano voorbij is. Dit kleine motiefje wordt nu gebruikt als tegenmelodie die met lange, harde stoten wordt gespeeld door de koperblazers. Het coda van het eerste deel bestaat vrijwel volledig uit omspelingen van het openingsthema rondom dit kleine, nu volledig uitgewerkte, motiefje. Het is het schoolvoorbeeld van het 19e-eeuwse idee van motivische ontwikkeling. En typisch voor de Russisch Nationale School.

Prokofjev de wereldburger

Deze Russische Nationale School hield zich echter bezig met meer dan alleen romantische muziekidealen en horizontale stemvoering. De school kende een strenge omgang met dissonanten en hield Tchaikovski en het “Machtige Hoopje”, een groepje van vijf nationalistische componisten, aan als richtlijn voor muzikale stijl. In een klimaat waar deze muziek de absolute maatstaf is, is het haast ondenkbaar dat Prokofjev zijn muziek schreef zonder invloed van de Europese modernisten.  

In het openingsthema van het derde deel van dit pianoconcert is deze invloed onmiskenbaar. Een open octaaf op D begeleidt een zo goed als atonale toonreeks die in staccato kwartnoten wordt gespeeld en wordt afgewisseld met een chromatisch dalende melodie. De staccato kwartnoten blijven aanwezig als de piano een ogenschijnlijk vrije solomelodie inzet. Die is zo chromatisch doordrenkt dat in de bladmuziek voor het grootste deel geen toonsoortaanduiding te vinden is, omdat die volledig arbitrair zou zijn. Hoewel de statige frasering nog vaag aan het Machtige Hoopje doet denken is het toonmateriaal duidelijk geïnspireerd door Arnold Schönberg en zijn volgelingen. 

Toch niet zo Russisch

Er is echter een ding wat de loyaliteit van Prokofjev aan het Bolsjewiekregime die uit dit muziekstuk naar voren komt sterk in twijfel trekt. Of beter gezegd: onweerlegbaar ontkracht. De eerste opvoering van dit pianoconcert vond plaats in Parijs, in 1912. Een kleine vijf jaar voor de Oktoberrevolutie die resulteerde in het ontstaan waar het regime waar Prokofjev loyaal aan zou zijn. Prokofjev was ongetwijfeld een visionair, maar dit had zelfs hij niet kunnen bedenken.

Erwin van Oostenbrugge